Uitbehandeld

Ze is net uit het ziekenhuis ontslagen.
Als ik binnenkom lopen in haar woon-
kamer zit ze op de bank en kijkt mij met
boze verdrietige ogen aan. In de stoel
zit een vriendin. Ze geeft aan dat ze nu
geen medicijnen wil en dat ze het liefst
even niemand wil zien.
Ik vraag of het goed is dat ik over een
uur terug kom en andere cliënten ga
bezoeken. De vriendin laat me uit.
Ze zegt:” Ik wil naar huis, ze gaat dood
binnenkort zeggen ze, ze willen haar
geen chemo meer geven. Ik wil naar
huis, ik kan dit niet meer aan…”

Als ik een uur later weer binnen kom zit
ze alleen en heel stil op de bank. Er is
niemand meer. Als ik haar vraag of ik
een kopje thee mag zetten en de medi-
catie mag geven, kijkt ze mij met haar
boze verdrietige ogen aan en knikt.
Het kopje thee en de medicijnen zet ik
voor haar neer. Ik vertel haar, dat als ik
in haar ogen kijk, ze boos en verdrietig
op mij overkomt.
Het lijkt of al haar verzet breekt.
Ze begint te huilen en vertelt over de
oncoloog, die haar niet meer wil be-
handelen, omdat het zinloos is, over
de dominee, die haar rouwdienst wil
voorbereiden, over de kinderen, die
radeloos zijn, over de psychologe, die
wil praten over haar verwerkings-
proces, over de wijkverpleging (mijn
collega’s en ik), die ook allemaal weten
wat goed voor haar is.

Ze heeft alles gedaan wat in haar ver-
mogen lag…. Maar nu heeft het lot
anders beslist. Er wordt zoveel voor
haar bepaald. Ze hoeft alleen nog maar
dood te gaan. Op mijn vraag: “Wat zij
zou willen?”, wordt het stil. Alle andere
mensen weten zo goed, wat ze nu moet
doen, dat ze even was vergeten wat ze
zelf wil. Maar dan zie ik weer een glimp
van felheid in haar ogen. Wat ze wil: De
regie terug, ook over haar levenseinde!